Waarom is de handhaving van de Wet DBA zo moeilijk? En welke gevolgen heeft de hervatting van de handhaving vanaf 2025 voor de Belastingdienst en de flexibele arbeidsmarkt? Daarover sprak John Piepers van de Belastingdienst op de drukbezochte ledenbijeenkomst van I-ZO op 21 april.
Sinds de inwerkingtreding van de Deregulering beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) in 2016, worstelt de overheid met de handhaafbaarheid daarvan. Dat illustreert spreker John Piepers op de ledenbijeenkomst van I-ZO met een overzicht van de vele rapporten die sindsdien zijn verschenen. Piepers, van huis uit accountant, werkt al 35 jaar bij de Belastingdienst. Voor de I-ZO-leden houdt hij een helder verhaal over de rol van de Belastingdienst als uitvoerder van de handhaving.
Handhaving Wet DBA is Mission Impossible
Uit een rapport van de Algemene rekenkamer bleek al dat handhaving van de Wet DBA voor de Belastingdienst in de huidige omstandigheden een ‘mission impossible’ is. (Lees daarover ook de blog: Onderzoek Rekenkamer bevestigt: Wet DBA moet vervangen worden door nieuwe regels).
Het is zowel voor de arbeidsmarkt als voor de Belastingdienst belangrijk dat er weer een werkbare situatie ontstaat. Om tot een uitvoerbare handhaving te komen, moeten de verwachtingen worden bijgesteld, zo stelt Piepers. “Want 100 % duidelijkheid vooraf over de kwalificatie van de arbeidsrelatie is een utopie.”
Duiding arbeidsrelatie en handhaving
Wat niet klopt aan de Wet DBA, is dat duiding van de arbeidsrelatie en handhaving door elkaar lopen, en dat de Belastingdienst bij allebei betrokken is geraakt, zegt Piepers. Bij een arbeidsrelatie kun je te maken hebben met een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van opdracht of een grijs gebied. De duiding van de arbeidsrelatie is aan de markt: opdrachtgevers, opdrachtnemers, hun koepelorganisaties, financieel dienstverleners. De Belastingdienst komt pas achteraf in beeld voor de handhaving. Die komt dan neer op het beoordelen of de afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer goed genoeg zijn.
100 % duidelijkheid vooraf over de kwalificatie van de arbeidsrelatie is een utopie.
Waarom is zekerheid vooraf onhaalbaar?
Waarom lukt het de Belastingdienst niet om optimaal te handhaven op schijnzelfstandigheid? Daarvoor is het speelveld te groot, legt Piepers uit: er zijn 900.000 inhoudingsplichtigen (opdrachtgevers), 1,5 miljoen zelfstandigen en 9 miljoen werknemers. Voor de beoordeling van een arbeidsrelatie spelen alle feiten en omstandigheden een rol en de Belastingdienst moet alle casussen individueel beoordelen. Piepers: “Je hebt te maken met een ‘papieren werkelijkheid’ vooraf, terwijl de feitelijke uitvoering bepalend is.”
Handhaving vanaf 1 januari 2025
Per 1 januari 2025 wordt het handhavingsmoratorium helemaal opgeheven, zo kondigde minister Van Gennip aan. De nieuwe wet- en regelgeving, die moet zorgen voor een duidelijker onderscheid tussen werken binnen of buiten loondienst, is dan nog niet af. (lees daarover ook de blog: Plannen minister SZW voor vervanging wet DBA maken kans op effectieve handhaving onnodig kleiner).
Als we niets doen, leidt dat nog tot een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie, waarschuwt Piepers. De Belastingdienst realiseert zich dat individueel handhaven geen zoden aan de dijk zet, want de zzp’ers zullen zich verplaatsen naar een concurrent, die niet gecontroleerd is. Bovendien is de groep met 1,5 miljoen zzp’ers gewoonweg te groot om iedereen persoonlijk te kunnen controleren.
Gesprek over het grijze gebied
In plaats van naar 100% duidelijkheid vooraf, wil Piepers naar een werkbare en voorspelbare situatie. De Belastingdienst gaat daarvoor samenwerken met marktpartijen en brancheorganisaties, zoals I-ZO. Daarnaast krijgen de meest risicovolle sectoren of arbeidsrelaties meer handhavingsaandacht. Dit moet uiteindelijk leiden tot een gedragsverandering in de markt. “Zo kun je samen bespreken wat wit is, wat zwart is en wat grijs is. Wat wit is, moet wit blijven, wat zwart is, moet zwart blijven en het gesprek gaat over het grijze gebied.”
Belang van het zzp-keurmerk
“Ook in het grijze gebied is 100% zekerheid vooraf een utopie”, geeft Piepers toe. “Maar we kunnen wel proberen te duiden wanneer grijs zwart wordt. Het gaat om voorspelbaarheid en toezicht. En daarom is het ook belangrijk dat I-ZO met een zzp-keurmerk bezig is. Want dat helpt om voorspelbaarheid en een werkbare situatie te creëren.”
Het keurmerk kan een hefboomeffect hebben voor de markt, zegt Piepers, omdat anderen kunnen leren van de praktijkervaring. Piepers merkt op dat de Belastingdienst graag betrokken wil zijn bij de ontwikkeling van het keurmerk. I-ZO heeft daarom ook afgesproken dat hij binnenkort aanschuift bij de bestuursvergadering om over het keurmerk te praten.