Column Josien van Breda – juni 2020
29 juni 2020, 14:21

Met mijn zoon, toen zeven, keek ik eens naar zo’n vreselijke Amerikaanse nagesynchroniseerde jeugdserie. Het ging over een vader en een moeder die samen een weekendje weggingen en voor het eerst de kinderen alleen thuis lieten. Ze wilden de kinderen precies vertellen wat ze niet mochten doen.

Dat begon logisch met: je mag niet slaan, je mag niet te veel snoepen, je mag de deur niet open doen voor vreemden. Het werd langzaam gekker: je mag niet te lang met je hoofd onder water in bad. En het eindigde absurd: als je een krokodil ziet in de tuin, steek dan je hand niet in zijn bek. Vader stond voor de kinderen met een dikke stapel ordners in zijn armen met alle dingen die niet mochten.Moraal van het verhaal: als je probeert op te schrijven wat niet mag, verzuip je in de details zonder dat je het echte probleem tackelt. Als die ouders zouden vertrouwen op zichzelf en hun opvoeding, dan zouden ze weten dat de meeste verboden overbodig zijn.

Hetzelfde gevoel kreeg ik na het debat afgelopen woensdag. Met de webmodule moeten opdrachtgevers en zzp’ers ook iets aantonen dat er niet mag zijn: dienstbetrekking. Hoeveel vragen er ook bij komen, het wordt maar niet 100% sluitend. Ergo, steeds blijkt dat het juist de probleemgroepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt zijn, die door de vragenlijst heen glippen. Dat komt doordat je bij een arbeidsverhouding drie elementen hebt: je mag je niet laten vervangen zonder toestemming van de baas, je staat onder gezag en je krijgt er geld voor. Er ontstaat geen arbeidsovereenkomst als één van de drie ontbreekt. Dus bij vrije vervanging of het ontbreken van een gezagsrelatie, kun je zzp’er zijn.

Zoals ik hiervoor al schreef, is het veel gemakkelijker om vast te leggen wat er wel is in plaats van wat er niet is. Zo kunnen alle maaltijdbezorgers gemakkelijk bewijzen dat ze zzp’er zijn, omdat ze zich vrij kunnen laten vervangen. Maar hoe kan een ICT-er, een interim-financial of een marketing strateeg die vanwege hun unieke kennis ingehuurd worden, en dus niet vrij vervangbaar zijn, aantonen dat er géén gezagsrelatie is? Is best een ingewikkelde opgave, als je met anderen aan één project werkt, een toegangspas nodig hebt en moet voldoen aan kwaliteitseisen?

Hoewel de webmodule inmiddels is afgezwakt tot een pilot en de modelovereenkomsten van kracht blijven – waar we heel erg blij mee zijn – wil ik er niet te licht over denken. In de voortgangsrapportage werken als zelfstandige staat dat op basis van 84 ingevulde vragenlijsten de standaardvragenlijst is gemaakt. Slechts 84 cases. Op basis van dit schamele aantal wordt in het najaar een pilot gedraaid. En de uitkomsten van deze pilot vormen dan weer de input voor het fundamentele debat over zzp’ers.

Zo krijgt de webmodule ongemerkt steeds meer legitimiteit. Dat hoeft niet erg te zijn, zolang niemand uit het oog verliest dat het er vooral om gaat de echte problemen op te lossen. Wat mij betreft zijn dat de maaltijdbezorger en andere platformwerkers, de zogenaamde zzp’ers die een productielijn bij een bollenboer bemensen, zij aan zij met werknemers, of de Oost-Europese au-pairs, die inwonen bij senioren en dag en nacht werken omdat zij door hun katholieke opvoeding zo heerlijk dienstbaar zijn. Deze voorbeelden verzin ik niet zelf, maar hoorde ik van iemand van de arbeidsinspectie die met de handen in het haar zit, omdat het juist voor deze groepen zo gemakkelijk is gemaakt om te besparen op loonkosten, premies en belastingen. Want hé, je vult gewoon vrij vervangbaar in en het is geregeld. Laten we daar nu eens al onze tijd en denkkracht in stoppen.